USB-varianten: Van USB 1.0 tot USB 3.1
Bij de omschrijving van computers en laptops wordt vaak informatie gegeven over de verschillende aansluitingen voor randapparatuur. Naast het aantal USB-poorten in een nieuwe computer of laptop, wordt ook vaak aangegeven om wat voor type USB het gaat. Toch is het niet altijd duidelijk wat precies het verschil is tussen bijvoorbeeld USB 2.0 en USB 3.0. Wat zijn deze verschillen, wat zijn de gevolgen voor het gebruik en wat is de invloed hiervan op randapparatuur?
Achtergrond USB
De afkorting USB staat voor Universal Serial Bus en is een standaard die in 1996 voor het eerst is geïntroduceerd door Intel. Het gaat hierbij om een aansluiting op computers waarmee het mogelijk is om randapparatuur aan te sluiten. Deze standaard moest er voor zorgen dat producten als muizen, toetsenborden en webcams op alle computers op eenzelfde manier konden worden aangesloten. Bovendien worden USB-poorten veel voor externe opslag gebruikt, zoals USB-sticks en harde schijven.
Werking USB-kabels en informatieoverdracht
USB-kabels hebben twee kanten: de connector die op een computer of laptop wordt aangesloten heet type A, de connector die in de randapparatuur gaat heet type B. De type A in de computer werkt ‘upstream’ en neemt zodoende informatie op, type B in de randapparatuur werkt ‘downstream’ en geef zodoende informatie af aan de computer. Type A is te herkennen aan de karakteristieke USB-aansluiting en kan worden aangesloten op de rechthoekige openingen in de computer. Type B kan verschillende vormen aannemen. Diverse camera’s en harde schijven bevatten bijvoorbeeld een micro-USB poort waarmee ze kunnen worden aangesloten.
USB-varianten
Sinds de introductie in 1996 heeft de USB-aansluiting diverse ontwikkelingen doorgebracht en zijn er verschillende varianten ontwikkeld zoals USB 1.1 en USB 3.0. Deze nummers die achter USB worden weergeven, duiden met name op de snelheid van informatieoverdracht. Zodoende heeft USB 1.0 de langzaamste en USB 3.1 de snelste informatieoverdracht.
USB 1.0 en USB 1.1
USB 1.0 is het USB-type dat oorspronkelijk in 1996 is ontwikkeld. Hierbij was het mogelijk om data met 1.5 Mbit per seconde door te geven (en 12 Mbit op volledige snelheid). Dit type werd bijvoorbeeld veel gebruikt op computers met Windows 95. In 1998 werd USB 1.1 uitgebracht als verbetering op enkele problemen die bij USB 1.0 zichtbaar waren. Een ander kenmerk van USB 1.1 is dat er onderscheid werd gemaakt tussen apparaten die een hoge snelheid nodig hadden zoals harde schijven (12 Mbit/s) en apparaten met een lagere snelheidsbehoefte (1.5 Mbit/s).
USB 2.0
In 2000 werd USB 2.0 geïntroduceerd en hiermee kon een maximale snelheid van 480 Mbit per seconde worden bereikt, maar liefst 40x sneller dan de voorganger. Het gebruik van computers was in de afgelopen jaren sterk toegenomen en daardoor was er ook vraag naar complexere en krachtigere randapparatuur. Toch is deze USB 2.0 poort nog steeds compatibel met oudere apparaten die werken op een lagere snelheid (zoals de 12 Mbit per seconde die bij USB 1.1 werd gezien) en werd USB 2.0 zodoende ingesteld als de nieuwe standaard.
USB 3.0
Ook na 2000 waren er nog steeds veel ontwikkelingen in de technologie en ontstond er opnieuw behoefte aan snellere USB-poorten. Zodoende werd in 2008 USB 3.0 geïntroduceerd. Bovendien was een ander doel om het energiegebruik te verminderen en kunnen mobiele apparaten sneller worden opgeladen via deze poort. USB 3.0 kan een snelheid bereiken van 5.0 Gbit per seconde en is daarmee weer 10x sneller dan USB 2.0. Deze poort wordt ook wel Superspeed genoemd. Om echter gebruik te maken van deze snelheden, is het noodzakelijk om een computer met USB 3.0-poorten te hebben, een 3.0 USB-kabel, en randapparatuur die op USB 3.0 werkt. Indien aan één van deze eisen niet wordt voldaan, zal gewoon de langzamere snelheid worden gebruikt.
USB 3.1
USB 3.0 werd verder doorontwikkeld en zodoende vond er in 2013 opnieuw een snelheidsverdubbeling plaats toen USB 3.1 werd geïntroduceerd met een snelheid van 10 Gbit per seconde. Opnieuw geldt hier dat zowel computer, kabel als randapparatuur USB 3.1 moeten ondersteunen. Andere apparatuur kan wel gebruikt worden op USB 3.x-poorten, maar kunnen zodoende niet gebruik maken van de bijbehorende snelheden.
USB Type C
Er is echter nog een belangrijke ontwikkeling die tegelijk met USB 3.1 werd geïntroduceerd. In de achtergrondinformatie werd gesproken over een type A-aansluiting die in de computer gaat en een type B-aansluiting in de randapparatuur. In 2013 werd er ook een type C-aansluiting geïntroduceerd die bijvoorbeeld al zichtbaar is in diverse Macbooks. Deze type C-aansluiting is kleiner dan de huidige USB-poorten, maar is gelijk op zowel computers als randapparatuur, waardoor kabels twee dezelfde type C-uiteindes zullen krijgen. Bovendien kan de type C-aansluiting op twee manieren worden ingebracht en vormt het daarmee een oplossing voor USB-kabels die niet passen als deze verkeerd om worden aangesloten.