Fluorescentielamp
Een fluorescentielamp is een lamp die is opgebouwd uit een buis met aan de binnenzijde fluorescerende stof. Deze buis is gevuld met argon of krypton (of een combinatie van beide) en kwikdamp onder lage druk. De kwikdamp zendt onder invloed van gasontladingen in de buis een ultraviolette straling uit. Deze ultraviolette straling wordt door de fluorescerende laag omgezet in licht.
Algemeen
Bij een fluorescentielamp is de binnenzijde van een buis bedekt met fluorescerende stof. De buis is gevuld met argon of krypton (of een combinatie van beide) en kwikdamp onder lage druk. Tussen twee elektroden aan weerszijden van de buis vind een gasontlading plaats. Hierdoor gaat de kwikdamp ultraviolette straling uitzenden. In de fluorescerende laag wordt deze ultraviolette straling omgezet in licht.
Voorbeelden van fluorescentielampen zijn bijvoorbeeld spaarlampen, maar ook tl-buizen. De lichtopbrengst wordt gemeten in lumen per watt en is gemiddeld 5 a 6 keer hoger dan bij een gloeilamp. Het lichtrendement van een fluorescentielamp is ongeveer 100 lumen per watt voor lampen met een diameter van 26mm, dit is het hoogst haalbare voor wit licht op dit moment.
Een fluorescentielamp geeft geen constant licht, maar gaat heel snel (zo’n 100 keer per seconde) aan en uit. Dit gaat zo snel dat het voor het menselijk oog niet waar te nemen is. Dit kan soms gevaar opleveren, bijvoorbeeld als een ronddraaiend mes met precies hetzelfde toerental draait als de knipperfrequentie van het licht. Hierdoor wordt steeds dezelfde stand van het mes belicht waardoor het lijkt alsof het mes stil staat.
Geschiedenis
De fluorescentielamp werd voor het eerst geïntroduceerd door Nikola Tesla op de wereldtentoonstelling van 1893 in Chicago. In 1901 introduceerde Peter Cooper Hewitt een nieuwe versie van de fluorescentielamp: de kwikdamplamp, die blauwgroen licht uitstraalde. Orsram introduceerde in 1936 op de wereldtentoonstelling in Parijs een fluorescentielamp zoals wij die tot op heden nog kennen, in een buisvorm. In 1980 introduceerde Philips de spaarlamp
Verschillende fluorescentielampen
Er zijn verschillende soorten tl-buizen, hierbij verschilt de diameter (een veelvoud van 1/8 inch), de vorm (bijvoorbeeld ringvormig, U-vormig) en de levensduur (tussen de 10.000 en 60.000 uur). Daarnaast zijn er nog andere fluorescentielampen zoals bijvoorbeeld de spaarlamp.
CCF-lamp
De CCF-lamp (koude-kathodefluorescentielamp) heeft in tegenstelling tot andere fluorescentielampen geen gloeidraden aan de uiteinden van de buislamp. Hierdoor is het rendement en de levensduur gunstiger, omdat de lamp hierdoor minder warmte produceert. Het nadeel echter van de CCF-lamp is dat de lamp meer spanning nodig heeft om te ontsteken.
Inductielamp
De inductielamp heeft in tegenstelling tot andere fluorescentielampen geen elektroden. Hierdoor kan de levensduur oplopen tot meer dan 100.000 uur. Het nadeel van de inductielamp is echter de hoge aanschafprijs. Hierdoor worden inductielampen alleen gebruik op locaties waar de vervangingskosten erg hoog zijn